Terug naar homepage Atalanta
 
 
 ‘Die ene keer dat ik leef, wil ik overal achter staan’

door Sander Donkers – Vrij Nederland

 

Ze laten van alles wat de meeste mensen heel gewoon vinden: vlees eten, wol dragen, deodorant gebruiken, alcohol drinken. Toch voelen de veganistisch-anarchistische leden van woongroep De Bende zich geen martelaars. Integendeel. Ze geven hun leven bewust vorm, en dat kan bijna niemand hen nazeggen.

 Het is een onbeduidend nieuwbouwhuis, aan de uiterste rand van Utrecht, in een woonwijk waar het cadeaupapier net vanaf is gescheurd. Op nog geen honderd meter raast een snelweg. Niets wijst erop dat het binnen een bastion van doodgewaande idealen is. Behalve Obelix misschien, die vanaf een poster meedeelt zonder vlees ‘nix’‚ te missen. De erkende everzwijnenconnaisseur als vegetariër; mooi, maar voor de woongroep die zich ooit De Bende noemde, is het peanuts, niet meer dan een minuscule stap in de goede richting. Want de mensheid mag er een potje van maken, de wereld mag nog zo’n onrechtvaardige plek zijn; zij richten hun leven zo in dat ze ‘geen deel uitmaken van de oorzaken van alle problemen’. En daarvoor zijn ze bereid ver te gaan.

Wellicht heeft u een katalysator in de auto, houdt u uw afval gescheiden en gaat u trouw naar de glas-, papier- en chemobak. Misschien bezoekt u zelfs de groene slager en drinkt u geen wijn die de halve wereld overgevlogen werd, omdat dat spul uit Frankrijk ook best te drinken is. Leuk hoor, aardig, prima, maar in hun ogen een typisch geval van ‘halfheid’. Wie logisch doordenkt en hecht aan consequentie, moet veel meer doen. En vooral laten.

De woongroep bestaat uit drie vrouwen en een man. Allen anarchist, feminist en veganist. Dat laatste houdt in dat niet alleen vlees, maar alles wat dierlijke producten bevat, buiten de deur wordt gehouden. Geen leer, geen wol, geen zuivel. Wat ze wel eten moet ‘biologies’‚ zijn. Hun kleren zijn van katoen of linnen, de schoenen van kunststof. Ze mijden luxeproducten als koffie en suiker, die van ver komen en derdewereld-economieën afhankelijk houden van het Westen. Deodorant, ‘sjampoo’‚ en ‘kosmetika’‚ vinden ze overbodig. En zeep... nou ja, als je in een riool bent gevallen. Alcohol en sigaretten zijn not done, evenals reizen met de auto of het vliegtuig.

In het huis is geen tv, een krant zien ze er af en toe, meestal van een paar dagen eerder. Heel soms is dat lastig, zegt bewoonster Weia Reinboud. Toen de Golfoorlog uitgebroken was, kwam ze dat via via te weten. Maar het bespaart haar ook een hoop onzin, en pijn. Van nare beelden op het Journaal kan ze zomaar in tranen of in blinde woede uitbarsten. En wat moet je daarmee?

Maar ‘lastig’ is geen overweging, meent Weia, haar levensstijl loont. ‘Die ene keer dat ik leef, wil ik overal achter staan. Bij alles wat ik doe. Ik denk over dingen na, en verbind er dan voor mezelf de consequenties aan. Mensen denken vaak dat mijn idealen me onvrij maken, omdat ik heel veel niet doe waar anderen niet eens bij nadenken. Maar ik geef mijn leven helemaal zelf vorm. Dat is voor mij vrijheid, en dat geeft me enorme voldoening.’

 

Weia Reinboud (50), Rymke Wiersma (47), Tieneke de Groot (45) en Peter ‘Peetje’ Lanser (37) vonden elkaar in hun idealen, in de overtuiging dat alles anders kon en moest. Hebben alle ismen al jarenlang te lijden onder een slechte pers, bij De Bende staan ze zonder enige ironie nog recht overeind. Dat zou je uit de tijd kunnen noemen maar goed, aan zoiets als mode doen ze sowieso niet mee.

Peetje twijfelt soms, maar de rest is bewust kinderloos. De wereld is al te vol, en bovendien zo vol met problemen dat je het zo’n kind eigenlijk niet aan kan doen. Lange tijd was het hun liefste wens een alternatief dorpje te stichten waar ze met gelijkgestemden volgens hun idealen konden leven, en een voorbeeld zouden zijn voor de buitenwereld. ‘Akigoloké’‚ zou het gaan heten, het omgekeerde van ekologika. Maar omdat het plan om diverse redenen niet haalbaar bleek, is de woning die ze acht jaar geleden als ‘tussenstap’ betrokken voorlopig een eindstation geworden.

Niet ideaal, maar een goede stap in de richting. Het huis maakt deel uit van de ecologische ‘voorbeeldwijk’ Het Groene Dak, waar in totaal zo’n honderdvijftig mensen wonen. De woningen zijn er opgetrokken uit milieuvriendelijke materialen, er wordt zonne-energie opgewekt, regenwater opgevangen en nog veel meer. Eind vorig jaar verwierf de wijk even nationale faam toen een mislukt experiment met een compost-wc voor problemen zorgde. Het ding weigerde namelijk te composteren, zodat er na zeven jaar een ‘poepkoek’‚ van een paar kubieke meter was ontstaan. Vanwege de concentratie van methaan en ammoniak oordeelden de autoriteiten dat er ontploffingsgevaar bestond en werd de hele straat afgezet.

Peetje, de enige mannelijke bewoner van de groep, is nog altijd verbaasd over zoveel onwetendheid en onkunde. ‘De metingen werden in de hoop gedaan, terwijl iedereen kan bedenken dat je het erboven moet doen‚’ legt hij uit. ‘Wij hadden heel veel kennis over die compostplee in huis, maar ze wilden niet luisteren.’ Hij heeft hard gelachen om alle commotie, maar toch vindt hij het raar; zoveel goede initiatieven, maar pas als er iets fout gaat springt de pers erbovenop.

Na alle ellende spoelt de wc nu weer gewoon door, zij het met half zoveel water als normaal. Boven de pot hangt een sticker met een plassend mannetje waar een kruis doorheen staat. Hoe het wel hoort, zie je ernaast: het mannetje zit, de piemel hangt veilig in de bak.

 

‘Bamboekoffie of kruidenthee?’ vraagt Rymke, en ze offreert er een rijststroopwafel bij. Zelf zegt ze het verschil met een echte niet te proeven. Maar daar valt over te twisten. Samen met Weia, haar vriendin, geeft ze een korte rondleiding door het huis, waarbij ze zich verontschuldigt voor de afmetingen. Veel te groot, nergens voor nodig. Donkerrode en paarse (‘de lesbische kleur’) stoffen domineren de kamers, de inrichting is vrij sober en overal is het een beetje frisjes. De slogans op posters (‘Anders is gewoon’) doen gedateerd aan, verder is het vooral een ander nu.

In de fraaie muziekruimte ligt een omvangrijk instrumentarium. ‘Daar zijn nog heel wat zorgen over geweest,’ lacht Weia. Ook in muziekinstrumenten zitten namelijk vaak dierlijke producten: huiden voor percussie-instrumenten, darmen voor snaren, stukjes leer of vilt. ‘Zelfs een strijkstok is gemaakt van paardenhaar. Dan kan je zeggen: wat haren van die staart knippen, daar voelt zo’n beest toch niks van? Tja, goed, maar toch doe ik dat niet.’

Inmiddels zijn drumstel en piano aangepast aan de vega-eisen. Ook de leertjes op de kleppen van de basklarinet zijn vervangen. En trots wijst Weia op een Afrikaanse trommel in de hoek. ‘De eerste veganistische djembe van Nederland.’

Gevieren geven ze af en toe ‘huiskonserten’. Het favoriete genre is freejazz. Wat gezien het ontbreken van regels mooi aansluit bij de anarchistische overtuiging van de bewoners. Al wordt daar soms een mouw aan gepast. Zo is Peetje dol op Russisch-orthodoxe koren, en Weia op de doedelzak, met name de grote warpipes.

Ook de andere activiteiten van de groep worden thuis ontplooid. Een benedenkamertje doet dienst als opslagplaats van De Citroenvlinder, een biologisch-veganistische voedselcoöperatie die vooral doorverkoopt aan de bewoners van Het Groene Dak. Weia en Rymke bestieren thuis een uitgeverij, Atalanta. Twintig jaar geleden hadden ze samen een (vrouwen)drukkerij, maar daar kleefden wat veganistische bezwaren aan. Nu hebben ze een kopieerapparaat, en staat de oude pers ergens in Nicaragua.

De boeken die ze uitbrengen, schrijven ze soms in samenwerking met de anderen, maar grotendeels zelf. Weia verzorgt de vormgeving, Rymke administreert en onderhoudt de contacten met ‘linkse boekwinkels’. Het zijn filosofieën, persoonlijke bespiegelingen, overtuigingen alles wat er zo op hun pad komt. Zo schoof Weia een aantal Griekse mythen in elkaar, en ontdeed ze van ‘patriarchale verzinsels’. En als Rymke schrijft, zegt ze, ‘wordt het meestal vanzelf een kinderboek’. Die zijn overigens niet geheel ontdaan van haar overtuigingen. Het zijn lieve boekjes, met getekende beestjes op het omslag. Maar pas op. ‘Deze, van Weia, is vrij heavy, hoor. De jager schrikt zich dood.’

Ze vinden het belangrijk ‘een uiterste geluid te laten horen’‚ en hebben een voorliefde voor ‘de grote lijnen’. Kortetermijnoplossingen zijn aan hen niet besteed. Zo legt Rymke in ‘Groot verlanglijstje van de aarde’ uit dat mensenzweet weleens meer zou kunnen stinken als er ‘psychiese spanningen’ in het spel zijn. Met als oplossing: ‘Filosoferen dus in plaats van je verschuilen achter een laag deodorant.’

Op het moment dat je oksels stinken, koop je er weinig voor. Maar dat moet je ruimer zien, vindt Rymke. ‘Ik weet ook wel dat je dit soort dingen niet zomaar voor elkaar hebt. Maar ons is het gelukt. Zijn wij dan zo bijzonder? Dat lijkt me niet.’ Wie anarchist is, deinst niet terug voor het nastreven van een utopie. ‘Inderdaad, een wereld zonder wetten en gevangenissen is nu nog moeilijk voorstelbaar,’ zegt Rymke. ‘Maar het is wel een heel leuke utopie! De mooiste dingen moet je blijven uitdragen. Zeker nu, anders is er niemand meer die het zegt.’

Uitdragen. Niet: door de strot duwen. Want militant zijn ze geen van allen. Dat strookt niet met de anarchistische leer, die volgens hen volkomen ten onrechte nog altijd geassocieerd wordt met chaos en bommen. Peetje was vroeger actief in de kraakscene en voerde actie tegen Mc-Donald’s. Ook was hij een van de oprichters van actiegroep Alle Dieren Vrij. Maar geweld heeft hij altijd geschuwd. ‘Anarchisme benadrukt de vrijheid van het individu,’ zegt hij. ‘Het heeft geen enkele zin mensen iets op te leggen. Zeker niet als je ze ergens van wilt overtuigen, of wilt laten zien dat een bepaalde levensstijl leuk is. En niet alleen maar moeilijk.’ Samen met Rymke organiseerde hij enige tijd demonstraties tegen de aanleg van een snelweg door de Pyreneeën. Wat ook weer zo zijn moeilijke kanten had. ‘Met alle medestanders gingen we erheen in een oude bus, die bepaald niet milieuvriendelijk was. Beetje tegenstrijdig, als je je tegen een snelweg verzet.’

Toch krijgen ze nogal eens te horen dat ze dogmatisch zijn, normerend. ‘Als je alleen maar vertelt wat je wel en niet doet, wordt dat vaak toch opgevat als een aanval,’ zegt Rymke. ‘Misschien omdat mensen dan last krijgen van hun geweten.’ Weia: ‘Maar wij zeggen nooit: zo moet het. Hooguit: wij doen het zo. Goed, die ideeën wil ik wel uitdragen, dus schrijf ik erover.’ Beter een ingezonden brief dan een ingegooide ruit, vindt ze.

Ooit stond Weia, in geheel andere zin, wel op de bres. Als een van de eerste vrouwelijke precisiebankwerkers in Nederland, kwam ze in 1979 terecht in een vijandig mannenbolwerk. ‘Elke dag opmerkingen, gesmoes achter je rug om, seksistische grappen. Het ging hard tegen hard. Want ik maar denken: ik laat me niet kennen. Maar ik heb mezelf toen overschat, en ben ongelooflijk over de kop gegaan.’ Ze raakte overspannen en kwam in de WAO terecht. Doodzonde, vindt ze. ‘Het blijft een prachtig vak. Nu zou een vrouw het waarschijnlijk zonder veel problemen kunnen uitoefenen. Maar ja, eentje moet er de eerste zijn.’

In de WAO zit ze nog altijd. ‘Als je eenmaal overspannen bent geweest, komt dat heel snel weer terug. Bij mij tenminste. Sindsdien doe ik uitsluitend nog werk dat ik zelf bedenk.’ Een druk bestaan; naast alle gezamenlijke activiteiten en het schrijven, maakt ze momenteel met Tieneke een video over libellen. Laatst heeft ze daarvoor met draaibank en freesmachine nog een speciaal statiefje in elkaar gezet, for old times’ sake. Ook veroverde ze afgelopen zomer een wereldrecord hoogspringen voor vrouwen boven de vijftig. In de hink-stap-sprong bezit ze het Europese record. Een stapel medailles ligt achteloos in de hoek van haar kamer. Van haar had het niet gehoeven, zo’n duidelijk bewijs van competitie.

 

Weia, Rymke en Tieneke leerden elkaar kennen in 1980, via de radicale tak van de vrouwenbeweging. Ze zaten in steungroepen, woonden in vrouwenhuizen. Het moest anders, en om te beginnen zonder mannen. Al snel kwam het anarchisme om de hoek kijken. Tieneke: ‘Het bleek dat we veel dingen daaruit al in de praktijk brachten voordat we ooit van het begrip hadden gehoord. Het was een nieuwe situatie, en we wilden niet zomaar de regels die we kenden kopiëren. Geen dwang uitoefenen, en ook niet ondergaan, dat was de kern. Een woordvoerster, spreekbuis, gespreksleider... hoezo eigenlijk? Nee, wie zich geroepen voelde, trad naar buiten. Later bleek pas dat daar een naam voor was, een politieke stroming.’

Op de lange duur bleek de vrouwenbeweging toch niet al hun idealen te kunnen omvatten. Rymke: ‘In het begin dachten we dat we net als de andere vrouwen waren. De maatschappij moest veranderen, de situatie voor vrouwen moest verbeterd worden daar was iedereen het over eens. Maar wij zeiden ook: je moet jezelf veranderen, je verantwoordelijk voelen voor hoe je leeft. Daar ging zeker niet iedereen in mee. Zo schreven we bijvoorbeeld een stuk over hoe veganisme en feminisme kunnen samengaan, maar dat leverde heel weinig respons op. Dat heb ik best moeilijk gevonden.’ Het woord feminisme gebruiken ze tegenwoordig zelden. ‘Het is te breed geworden om mezelf nog in te herkennen‚’ zegt Weia. Met zo’n carrièrefeministe heb ik helemaal niks gemeen. In het “niet heersen” van het anarchisme zit eigenlijk alles al besloten.’

Veganist zijn ze niet vanwege gezondheidsmotieven. Voor Tieneke was het een logisch gevolg van haar anarchistische denkbeelden. ‘Ik woonde in een kraakpand met negen vrouwen, tien katten en een hond. De katers pisten in alle hoeken, de hond blafte constant. In de omgeving van mensen werkte dat niet echt. Maar om die beesten nou hun natuurlijke instincten af te leren, daar zit ook een vorm van dwang in. Ik dacht: hier klopt iets niet. Ik heb graag een bepaalde logica in mijn denken, wil de tegenstrijdigheden eruit halen.’

Via de vegetarische weg kwamen Weia en Rymke tot dezelfde conclusie. ‘We wisten: we willen geen dieren doodmaken. Maar als je melk drinkt, worden daar ook kalfjes voor gedood, anders drinken zij die melk op.’ Zo redeneerden ze door, en de onontkoombare conclusie was: elk ingrijpen van de mens in de dierenwereld is verwerpelijk. Alle dieren moeten vrij!

Maar het veganisme stond in die tijd nog in de kinderschoenen, en veel moesten ze zelf ontdekken. Honing? Wordt afgepakt van een bijenpopulatie. Wol? In een oertoestand worden schapen ook niet geschoren. Om nog maar te zwijgen over het slachtafval dat in de meest onverwachte producten opduikt. Zoals foto’s, waar een laag (dierlijke) gelatine overheen ligt, of lucifers, gemaakt met dierlijke lijm.

‘Krities’ als ze zijn, schreven ze af en toe brieven naar producenten of een bepaald ingrediënt niet vervangen kon worden, zodat het ook voor hen eetbaar werd. Martelaars zijn ze zeker niet, zegt Weia. ‘Er is tegenwoordig veel te krijgen. We genieten volop. Met een rijsttafel bijvoorbeeld. Mijn record staat op zeventien gerechten.’

Maar het kost tijd, en energie. Tieneke is al tien jaar niet buiten Nederland op vakantie geweest. ‘Dan moet je eten meesjouwen, en van tevoren uitzoeken waar de natuurwinkels zijn. Die zijn meestal in steden, dus als je zoals ik van afgelegen plekken houdt, wordt het helemaal moeilijk.’ Maar ze heeft het ervoor over, en vindt niet dat ze zichzelf iets ontzegt. Smaak is een emotie, meent ze. Als je er bewust mee omgaat, kun je het veranderen. ‘Lekker is ook maar een mening. Vroeger vond ik kaas heerlijk, en het is een smaak die heel moeilijk te vervangen is met veganistische producten. Maar als ik er nu aan denk, zie ik die kalfjes voor me, die moeder die blèrt als ze bij haar weggehaald worden... en dan vergaat de trek me meteen.’

 

Ook de ontmoeting met Peetje is te danken aan het veganisme. Begin jaren tachtig waren veganistische producten een stuk moeilijker te vinden. Een bevriende importeur beschikte over een partijtje ‘biologisch-veganistische notenpasta’ (ofwel: pindakaas). Weia: ‘Een enorme lekkernij in die tijd. Eigenlijk zat hij er nogal mee in zijn maag, want het loonde niet de moeite om er speciale etiketten voor te drukken. Dus zeiden wij: doe ons maar die hele partij.’ Honderd kilo in emmertjes op zolder, het vooruitzicht om dat allemaal zelf op te eten was een tikje ranzig. Dus besloten ze her en der wat postertjes op te hangen.

Peetje was in die tijd een ‘solitaire veganist’ in Amsterdam, die zich soms afvroeg of hij alleen op de wereld was. Visioenen van pindakaas brachten hem naar Utrecht. ‘Stond daar ineens een jongen met een anarchistenteken op zijn jas‚’ herinnert Weia zich. ‘Wauw! Die combinatie waren we nog niet tegen gekomen. Dus het was: kom binnen.’

Ze werden vrienden, en betrokken een aantal jaar later samen het huis in Het Groene Dak. Dat er nu een man bij was, deed er niet meer toe. ‘Ik dacht een tijdje nogal generaliserend over mannen,’ zegt Tieneke, ‘omdat ik een aantal negatieve ervaringen heb gehad. Maar dat begon me dwars te zitten. Mannen uitsluiten komt uiteindelijk op hetzelfde neer als het uitsluiten van andere groepen gehandicapten, jongeren, noem maar op.’

Peetje: ‘Ik geloof wel dat ze het een verademing vonden om te zien dat er ook buiten de vrouwenbeweging mensen met idealen rondliepen. Voor mij deed het er niet toe. Ik vond het weer een verademing om een omgeving te hebben waar mijn uitgangspunten niet ter discussie stonden, waar ik mijn idealen in de praktijk kon brengen en me niet steeds hoefde te verantwoorden.’

Het was een vrijplaats, en een veilige haven. De eerste jaren deden ze heel veel samen. Peetje was toen een ‘bewust baanloze’, zoals Rymke dat nog steeds is. Dat vindt ze lang niet ideaal, een uitkering ontvangen van een overheid die ze ‘helemaal niet zo ziet zitten’. Maar eigenlijk is ze er sowieso tegen dat werk en inkomen aan elkaar gekoppeld zijn. ‘Het is misschien heel optimistisch,’ zegt ze, ‘maar volgens mij vindt niemand het leuk om lang niks te doen. Dus als je iedereen gewoon geld zou geven, zou het op den duur vanzelf goed komen. Ik kan wel gaan werken, maar dan doet niemand wat ik doe, en dat zou ik zonde vinden.’ Trouwens, grapt ze, RWW, dat zijn haar initialen.

De anarchistische grondbeginselen brachten ook mee dat de ‘vrije liefde’‚ in de woongroep nog springlevend was. Weia: ‘En dan bedoel ik niet dat je met alles en iedereen het bed in- en weer uitduikt. Maar gewoon: trachten beter om te gaan met de dingen die toch gebeuren. Alles open en bespreekbaar houden.’ Allerlei relaties liepen kriskras door de groep, op een gegeven moment had ze er drie tegelijk. Lastig soms, maar dan vooral logistiek. ‘Ik heb misschien het voordeel dat ik niet weet wat jaloezie is. Nooit gevoeld.’

En al had ze er wel last van; ook daar zitten weer gedachten en patronen achter waar je ‘mee aan de gang’ kunt. ‘We hebben hier op dat gebied natuurlijk wel het een en ander meegemaakt. Maar als de liefde goed is, kun je ook op een goede manier uit elkaar gaan. Wij wel, in elk geval, al is dat misschien vrij uniek.’ Inmiddels is de groep in rustiger vaarwater beland; alleen Weia en Rymke hebben nog een relatie. ‘Dat is wel zo overzichtelijk. Ik sta echt vierkant achter de vrije liefde, maar het kost veel energie.’

De laatste tijd zien ze elkaar niet meer zo vaak als voorheen. Zelfs in het gezamenlijk eten, een keer per week, komt af en toe de klad. Eerst kreeg Tieneke een baan, bij Natuurmonumenten. Ze is gespecialiseerd in de grotere, ‘meer aaibare’ insecten. ‘Het was altijd al mijn hobby,’ zegt ze. ‘En langzaam voelde ik dat ik niet op mijn kennis wilde blijven zitten. Ik wilde het delen, samenwerken. Mijn principes hebben daar niet zoveel mee te maken. Het is meer een levenshouding geworden. Ik draag het niet meer continu uit.’

Voor Peetje geldt min of meer hetzelfde, en dat had hij een paar jaar geleden niet voor mogelijk gehouden. Zijn passie is wiskunde, en hoewel hij veel filosofische bezwaren kan verzinnen tegen het schoolsysteem, is hij toch voor de verleiding gevallen en leraar geworden. Wiskunde bezorgt hem esthetische genoegens, en hij had altijd al pedagogische neigingen. Maar wat zijn anarchistische overtuiging betreft, kwam er wel wat water bij de wijn. ‘Ik kan wel roepen dat ik niemand de klas uit wil sturen, maar die klierende koter heeft natuurlijk lak aan mijn anarchisme.’

Ook vanuit een andere hoek wordt de harmonie in de woongroep bedreigd. Tot zijn eigen verbazing is Peetje ernstig verliefd geworden, en wel op een vrouw die niet eens helemaal vegetarisch is. Nu is haar wereld voor hem net zo belangrijk als de zijne. ‘Er is een tijd geweest dat ik op mezelf was, en niet zo vaak buiten kwam,’ zegt hij. ‘Hier in huis was ik gewend dat alles eetbaar was voor mij, en dus dacht ik er niet zoveel aan. Maar als ik nu op een feestje ben, merk ik dat ik jarenlang op een heel prettig eiland heb geleefd.’

Nu komt hij opnieuw in aanraking met de sociale onhandigheid van vooral biologisch eten. Zijn vriendin vindt dat het ten koste gaat van de spontaniteit. ‘En dat is natuurlijk zo.’

Een tijdlang gaf hij bijles aan een meisje uit een traditioneel Somalisch gezin. Haar moeder zette hem telkens voedsel voor dat hij niet op kon eten. Toen ze eenmaal begreep wat veganisme was, zette ze een niet-biologische appel voor hem neer. ‘Dat kon dus ook niet‚’ zegt Peetje. ‘Maar ik begon te denken: wat bereik ik hiermee? Mijn eetgedrag heb ik altijd gezien als een actiemiddel. Je praat erover, je laat zien dat het niet erg is, of vies of wat dan ook. Maar deze vrouw dacht waarschijnlijk dat ik haar of haar voedsel onrein vond.’ Dan schiet je je doel voorbij, vindt hij nu. En dus ging Peetje, wat biologisch eten betreft, ‘van altijd naar bijna altijd.’ Geen eenvoudige keuze, wel een bewuste. ‘Ik ben het sociale aspect iets belangrijker gaan vinden. Je kunt zeggen dat ik verruim, maar ook dat ik verwater net wat je wilt.’

In de woongroep liggen dit soort zaken enigszins gevoelig. Peetje: ‘Ik heb de indruk dat het niet gewaardeerd wordt. En dat begrijp ik heel goed. Toen een voormalige huisgenoot alcohol begon te drinken, vond ik dat ook moeilijk. Dacht ik ook: hé, dit was toch een vrijplaats, een ideale plek?’

Rymke vraagt zich weleens af waar het toe zal leiden. ‘Als dit element verwatert, volgen er dan ook andere dingen?’ Maar ja, zoals het anarchisme zegt: iedereen maakt zijn eigen keuzen. Ook Weia vindt het niet leuk, zegt ze. ‘Maar ik kan mensen moeilijk achter hun broek gaan zitten.’ Toch, als het doorzet, zou het goed kunnen dat door dit soort zaken hun band verslapt.

En dat zou toch wel een teleurstelling zijn, vooral voor Rymke. Haar utopische inslag maakt haar soms kwetsbaar, weet ze. Destijds heeft ze met lede ogen aangezien hoe de vrouwenbeweging uiteenviel. En van de boeken die ze met Weia uitgaf, had ze soms ook verwachtingen die niet werden ingelost. Haar vriendin zit daar niet zo mee. ‘De uiterste geluiden reiken altijd minder ver‚’ zegt ze, ‘maar daarom zijn ze niet minder belangrijk.’

Maar voor Rymke... ‘Ik wil altijd dingen naar buiten brengen. Aan zoveel mogelijk anderen laten zien. Dat is misschien naïef, want ik weet ook wel dat onze boeken stronteigenwijs zijn. Maar toch, als een reactie uitblijft, moet ik soms even wat wegslikken.’ En wat de woongroep betreft: ze heeft altijd graag deel uitgemaakt van een groter geheel. ‘Toen Peetje bij ons kwam wonen, dacht ik echt dat onze groep zou groeien. Dat het een beweging zou worden. Dat alternatieve dorpje was voor mij ook belangrijker dan voor de rest.’ Ze lacht nog maar eens uitbundig: ‘Ach, ik kan me alles altijd veel mooier voorstellen.’