Er zijn veel mogelijkheden om libellensoorten in een film voor het voetlicht te brengen. Wij hebben gekozen voor de volgorde waarin ze in het jaar verschijnen. Daarnaast wilden we de variatie in kleuren en vormen duidelijk naar voren laten komen. Nauw verwante soorten komen daarom juist niet na elkaar, en ook de juffers/gelijkvleugelen (Zygoptera, Z in de tabel) en de ongelijkvleugeligen (Anisoptera, A in de tabel) tonen we zo goed mogelijk verspreid. In de tabel is te zien dat meestal een Z gevolgd wordt door twee A's, omdat er tweemaal zoveel A's als Z's in Nederland voorkomen.
De meeste libellensoorten 'pieken' in een bepaalde periode in het seizoen, wat wil zeggen dat ze dan in de grootste aantallen rondvliegen. Die piek hebben we in een tabel gezet (6,0 betekent dat rond 1 juni de piek van een soort ligt). De cijfers komen uit verschillende bronnen en zijn niet allemaal vergelijkbaar, maar voor de film maakte dat niets uit, het hoeft maar grofweg te kloppen. Wat trouwens wel heel erg klopt is dat de film begint met de vroegst in het jaar opgenomen shots (maart) en eindigt met de laatst opgenomen beelden (oktober).
Bij de volgorde vormden de winterjuffers een probleem omdat ze zowel een voorjaars- als een najaarspiek hebben. We hebben de noordse winterjuffers bij hun voorjaarspiek gezet (we hebben er trouwens geen najaarsbeelden van) en de bruine winterjuffers bij hun najaarspiek. Van laatstgenoemde soort zijn er voor- en najaarsbeelden, zodat je laat in de film (laat in het jaar) weer voorjaarsgeluiden hoort. Dergelijke geluiden zitten ook bij de houtpantserjuffer, een late soort waarbij we takken laten zien waar in het voorjaar uit eitjes in de bast prolarfjes zijn gekomen.