ODON? ODON!


Sovon, Floron en Ravon zijn grote organisaties die het onderzoek van vogels, planten en koudbloedige gewervelden bundelen, maar Odon is piepklein en bundelt het libellenonderzoek niet, want daarvoor zijn er de NVL (de Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie) en de Vlinderstichting (die ook veel aan libellen doet). 'Odon' is eigenlijk alleen maar de naam waaronder wij, Weia Reinboud en Tieneke de Groot, gezamenlijke libellenprojecten doen, maar dat wil niet zeggen dat 'Odon' nergens voor staat. Juist wel!

determinatietabel

[foto]
De Latijnse naam voor libellen is Odonata, in het Frans wordt dat Odonates en in het Nederlands zou je van Odonaten kunnen spreken als je alle Odonata samen bedoelt. Het woord staat niet in de dikke Van Dale, toch zit het woord al heel wat jaren verborgen in 'Odon', want dat staat voor 'Odonaten diervriendelijk onderzoeken'. Ons idee is dat je libellen heel goed kunt onderzoeken op dezelfde manier als meestal bij vogels gebeurt: goed kijken, niet verstoren, afblijven.
Vogel- en zoogdieronderzoek bestond een eeuw geleden uit neerschieten en dan pas waarnemen, maar dat is nu een uitgestorven gebruik. Libellen 'verzamelen' (een eufemisme voor om zeep helpen en in bezit nemen) wordt gelukkig niet veel meer gedaan, maar het vangen van die beestjes is nog lang geen uitgestorven gebruik. Terwijl je volgens ons juist beter leert waarnemen door nooit te vangen!
Het argument van de 'vangers' is dat vaak zekerheid in de determinatie van groot belang is. Daar stellen we de volgende drieledige argumentatie tegenover. Als een populatie groot is heb je alle gelegenheid om tot een zekere determinatie te komen zonder te vangen. Als een populatie klein is is verstoring uit den boze en dan heb je misschien wat meer geduld nodig bij de determinatie; bij een stabiele populatie zal na een tijd altijd de determinatie in orde komen. Tenslotte zijn er zwervers; de zone waarin ze zwerven is enorm groot en het is van geen enkel belang om de grens daarvan nauwkeurig vast te leggen, er mogen dus best een heleboel determinaties van zwervers onzeker zijn.

We hebben onder de naam Odon twee grote projecten gedaan. Het eerste project was een determinatietabel voor het op naam brengen van libellen zonder te vangen; de eerste versie dateert van 1990, de vierde druk van 2002. Het tweede project is een video over vrijwel alle libellen in Nederland, een project dat in 1998 is gestart en dat maart 2006 heeft geleid tot een DVD van 70 minuten.



Over ons

Weia: ik ben rond 1970 naar libellen gaan kijken omdat ik eigenlijk alles wat in onze grote tuin voorkwam wilde kennen. De determinatietabellen gingen destijds over vleugelader hier en vleugelcellen daar, en daar liep ik in vast. Toen kwam in 1983 'De libellen van Nederland' van Dirk Geijskes en Jan van Tol uit. De tabel daarin is nogal lastig voor wie niet wil vangen, maar er staan ook zeer uitgebreide beschrijvingen van alle soorten in en die heb ik (hebben we) veelvuldig gebruikt. Vooral ook om in het veld gemaakte dia's thuis te kunnen determineren. De eerste drie gelukte determinaties waren op 22 juni 1984 de steenrode heidelibel, de glassnijder en de gewone oeverlibel. De meest algemene libel van het land, het lantaarntje, kwam pas een maand later als vijfde soort! Ik herinner me nog goed dat ik snel wist dat we een Ischnura hadden gezien, maar thuis bleek dat we niet genoeg details hadden gezien zodat de determinatie toch weer niet duidelijk was. Zo gaat dat in het begin! Volhouden loont en na drie zomers stond de teller op 35 soorten. Zonder ooit een beest gevangen te hebben en ook zonder het land af te reizen op zoek naar de heel speciale soorten.

libellenfilm

[foto]
Onze ervaringen met hoe moeizaam het determineren gaat als tabellenmakers geen rekening houden met niet-vangers, bracht me op het idee om zelf een tabel te gaan maken. Een eerste kladje ben ik met Tieneke gaan uitwerken en al gauw hebben we Marcel Wasscher gevraagd om mee te werken. En toen veel tekenen. Zo verscheen juni 1990 bij Atalanta een tabel van de gelijkvleugeligen ('juffers', stom woord), in april 1991 gevolgd door de ongelijkvleugeligen ('echte libellen', ook geen elegante benaming). Na veldtesten door ons en anderen is dat in 1993 een complete tabel geworden, uitgegeven door de jeugdbondsuitgeverij. Het tekenen van de illustraties was een enorme klus en heeft me een lastige rugblessure bezorgd. Bij de derde druk in 1999 heb ik niet veel gedaan, bij de vierde in 2002 is er inhoudelijk weinig veranderd maar heb ik wel alles digitaal gemaakt.
Dan is er dus onze video/dvd over libellen, zie elders. Mijn rug was door het atletieken een stuk beter geworden zodat het gezeul met een grote rugzak en het filmen in de idiootste houdingen zonder problemen zijn gegaan. Een paar keer een natte voet, ach. En uren filmen bij 35 graden in een gebied zonder schaduw, dat vind ik zelfs wel lekker. Ik lijk net zo warmteminnend als de libellen.

Ik zit vanaf de oprichting in de CWNO (Commissie Waarnemingen Nederlandse Odonaten). Waarnemingen worden door ons gekeurd, zodat het totale waarnemingenbestand voor eeuwig betrouwbaar is. Liever een paar waarnemingen te veel afgekeurd dan dat over een halve eeuw alles onbetrouwbaar wordt geacht door een paar uitglijders.
Waar ik op libellengebied ook nog aan heb meegewerkt is de 'veldgids libellen' van Frank Bos en Marcel Wasscher. Bij de tweede druk van 1998 heb ik de wijzigingen ingevoerd, bij de derde in 2002 heb ik alle foto's zwaar bewerkt, en ook bij de vierde druk van 2004 heb ik het technische werk gedaan.
Tenslotte: Onlangs heb ik een voorstel gelanceerd om van 2006 'het jaar van de symp' te maken. Het moet mogelijk zijn om betere kenmerken ten gerieve van de niet-vangers te maken, ook van die lastige Sympetrumsoorten.

Tieneke: Hoewel ik vooral met vogels bezig was werd ik in de zomer van 1984 plotseling 'gegrepen' door de libellen die overal rondvlogen in een natuurgebiedje bij de stad Utrecht. Ik wilde ze voor mezelf uit de anonimiteit halen, namen weten. Weia had een boek (Geijskes en van Tol) en ja, na veel inspanningen kwamen we er achter dat dat kleine libelletje met het blauwe segment bijna aan het eind van het lijf een lantaarntje moest zijn. Vogels zijn interessant, maar pionieren op libellengebied bleek nog leuker. Zelf een determinatietabel samenstellen, tekeningen maken, verbeterde versies van de tabel maken, voor iemand die een hartgrondige afkeer heeft van het gebruik van zoektabellen blijkt het dé manier te zijn om zich een diergroep eigen te maken.
In 1995 ging ik bij Natuurmonumenten werken aan een 'libellenproject' aldaar. Het is nu bijna niet meer voorstelbaar, maar libellen waren toen nog een redelijk onbekende groep (buiten de jeugdbonden dan), in tegenstelling tot dagvlinders. Enkele jaren heb ik libelleninventarisaties gedaan in onder andere grote laagveen- en hoogveengebieden, waarna ik boswachters ben gaan opleiden om libellen te monitoren. Rond 1997 was de Vlinderstichting namelijk begonnen met het opzetten van het landelijk meetnet voor libellen (analoog aan dat van de dagvlinders). De ontwikkelingen bijhouden van de zeldzame en bedreigde libellen in natuurgebieden is daar een onontbeerlijk onderdeel van.
Ondertussen werd er door de jeugdbonden en de NVL hard gewerkt aan de (ecologische en verspreidings-)atlas van libellen. De beschrijvingen van de libellensoorten werden 'verdeeld' over een groep mensen; ik nam vijf laagveensoorten op me, wat vooral veel literatuurstudie betekende en graven in eigen veldervaringen.
En toen werd de videocamera aangeschaft. Om gedrang voor de camera te voorkomen maakten Weia en ik al snel de afspraak dat degene die met de spullen sjouwde ook de meeste shots mocht maken. Aangezien mijn rug vaak protesteerde over de kilo's camera en statief heb ik vooral dicht bij huis of vakantie-adres gefilmd.
Inmiddels ben ik een eigen bureautje begonnen, gespecialiseerd in de drie bekendere insectengroepen (er vliegt nog meer rond dan alleen libellen). Inventarisaties, monitoring, en begeleiding van vrijwilligers zijn m'n belangrijkste activiteiten. Maar daarnaast blijft het filmen trekken. Die twee tot nu toe niet gelukte soorten, en de rest van de zwervers, in 2006 misschien, wie weet...


We hebben nog allerlei andere bezigheden en hobby's, zie de site van Weia en de site van Tieneke.
(atalanta (apenstaartje) at-A-lanta (punt) nl)